woensdag 11 april 2012

Week 13 en 14: 215

April begint te naderen. Ganzen, Eenden, Duikers etc, etc, verlaten massaal ons land. Meestal de tijd dat juist leuke (Amerikaanse) eenden zichtbaar worden. Worden ze zichtbaar of komen ze pas? Leuk om eens de gedachten over te laten gaan.

Tussen vrijdag week 13 en Zaterdag week 14 slaagde ik erin 3 toch wel fraaie eendjes aan de jaarlijst toe te voegen. De eerste was Amerikaanse Smient. Op de plek waar de vogel ontdekt was, kon ik hem niet terugvinden. Er was zelfs geen Smient te bekennen. Na enig speurwerk vond ik op afstand een groep Smienten. Door het tactisch omzeilen van enkele hindernissen kon ik dichterbij de groep komen en bleek daartussen het Amerikaanse exemplaar rond te dobberen. + 1..., wat een heerlijk gevoel gaf dat!

Meer energie moest ik steken in een Blauwvleugeltaling. Daar waar de Amerikaanse Smient voor relatief ontoegangkelijk, zeer open terrein had gekozen, had deze tweede eend de keuze gemaakt om in relatief ontoegangkelijk en zeer ondoorzichtig terrein zijn bivak op te slaan. Een nieuwe uitdaging dus! Daar waar Rotskruiper en Ringsnavelmeeuw een brug te ver bleek te zijn, was ik gelukkig deze Blauwvleugeltaling uiteindelijk te slim af (het bosjes kloppen is vroeg begonnen dit jaar).

Eend nummer 3 diende zich aan. Donderdagavond meldde zich een bekend gezicht op Texel: Brilzee-eend. Een patroon leek zichtbaar: 's avonds Mokbaai - 's ochtendvroeg Mokbaai. Zaterdagochtend bracht ik het strijdplan tot uitvoering. Iets voor 07.00u was de missie alweer volbracht.

Verrassend genoeg stond ik zondag alweer op Texel, opnieuw in de Mokbaai. Ditmaal voor Zwarte Zeekoet. Een heerlijke soort om zo, vrij eenvoudig, op de lijst te zetten. De vogel dobberde in alle rust rond op een kalme Waddenzee.

Het jaarlijsten vordert gestaag. Ik merk dat het tempo omhoog gaat, evenals de 'lijster om mij heen. Ik volg m'n eigen koers en biedt nog weerstand aan de enorme verleiding (-) Kerkuilen, Kruisbekken, Groenpootruiters, Strandplevieren, Snorren en Nachtegalen te gaan twitchen. Het kost energie om de scherpte vast te houden, het geeft energie om voor de zoveelste keer die ene soort weer te zien. Het nemen van een risico door nog even niet naar een soort te gaan en een gunstiger moment af te wachten geeft druk, maar voelt tegelijkertijd ontspannen. Elke afweging brengt een dilemma met zich mee.

Tot in het veld!

Week 11 en 12: 205

Week 11: weer zo'n week waarin tijd gestoken wordt om nieuwe jaar-vogels te zien, echter zonder resultaat. Ditmaal ging het om een uur of 24, die hoofdzakelijk 's nachts werden ingezet. Ik had m'n zinnen gezet op Ruigpootuil. Ik blunderde tegen een waarneming aan, met een algemene, globale denkrichting voor de locatie. Na wat creatief denken kwam ik op twee mogelijke (exacte) plekken uit. Al de eerste avond bleek dat m'n intuitie de beste raadgever was. Ondanks enkele paren oren die op strategische posities plaats hadden genomen, werd geen geluid van Ruigpootuil opgevangen. Ook een volgende avond & nacht draaide uit op een mislukking, ondanks de vele kilometers en uren lopen.

Week 12 startte hoopvol. Daar waar ik in week 11 geen enkele jaarsoort kon binnenslepen lukte dat in het begin van deze nieuwe week direct. Een stedelijke Europese Kanarie en een bijzonder vroege Steltkluut brachten enige verlichting op de missers van vorige week. Een zomertaling in het zelfde plasje waar de Steltkluut ronstapte zorgde meteen voor een hattrick, niet heel bijzonder in deze tijd van het jaar.

Het tellen op de Kamperhoek was succesvol, ondanks dat de windrichting en kracht niet bijzonder gunstig was. Kleine Barmsijs, Beflijster, Geel-, Ijs-, en Sneeuwgors zijn zo maar enkele van de vele leuke soorten die langsvlogen. Ook de eerste Boeren- en Oeverzwaluw wisten we te verwelkomen.

Leuk voor de maandlijst was de zingende Pallas Boszanger op de Westerheide, nabij Hilversum. Heerlijk om bij het geluid weg te dromen en te bedenken waar dit beestje eigenlijk z'n hoge tonen ten gehoren had kunnen brengen.

Week 10: 194 soorten

Week 10 start op maandag meteen goed. Kraanvogels zijn inmiddels met de halfjaarlijkse verplaatsing begonnen en vliegen breed verspreid over ons land. Rijdend over de A1 richting Amersfoort, zie ik links van mij, boven het dorpje Eemnes, een groepje circelen. Ook dinsdagochtend zie ik een groep van mij afvliegen boven Amstelveen, terwijl ik op de A9 rijd richting Diemen.

Deze week is weer een schoolvoorbeeld van tijd(des)investering. De eerder ontdekte Ringsnavelmeeuw heeft een min of meer vast stekkie bemachtigd, werkelijk net op de grens met Nederland en Belgie, tussen Maaseik en Roosteren. Iedere soort die je mist brengt je verder af van het record. Er zit dus niets anders op dan wachten op het moment dat meeuwlief de Maas oversteekt en zich op Nederlandse bodem begeeft. En tja...dan zal je het altijd zien...juist als je de tijd keihard nodig hebt, wordt er ook nog een Rostkruiper gezien tegen de wand van de Sint Pietersberg. Keuzes maken en beslissen, wikken en wegen, maak de juiste afweging.

In week 10 heb ik (denk ik) 12 uur besteed aan de Rotskruiper en minstens dit aantal uur (wachten) bij en op de Ringsnavelmeeuw. Uiteindelijk heeft het tot geen enkel succes geleid. Fraai was de waarneming van trekkende Rode Wouwen boven de Sint Pietersberg. Om 08.08u een groepje van 5 exemplaar, ruim een uur later nog eens 6, gevolgd door 2 en 1 exemplaar..

Dit was ook een prima week om naar de Sallandse Heuvels te gaan om Korhoen aan de lijst toe te voegen. De trek is nog niet echt begonnen, dus soorten missen zal ik niet snel doen. Samen met Peter Links trotseerde ik de landschappelijke elementen in onze zoektocht naar een speld tussen de heide. Na een flinke wandeling slaagden we in onze missie en kozen hierna weer snel voor de aftocht.

We vervolgden onze reis naar Hattem. Zonder al te veel moeite vonden we in de stromende regen 2 Roodhalsganzen, tussen een honderdtal Kol- en Brandganzen. De finish lag in de Hilversume Bovenmeent. Hier voegde Peter Amerikaanse Wintertaling aan zijn jaarlijst toe.